De architectuur van de Diagoonwoningen

De Diagoonwoningen nemen om een aantal redenen in de ontwikkeling van de woningbouw en het denken over wooncultuur een bijzondere positie in. Allereerst betreft het ontwerp een huis voor de gewone burger. Het valt in de categorie ‘alledaagse’ architectuur en onderscheidt zich daarmee van ‘bijzondere’ architectuur. Beide termen spelen een rol in de theorie van John Habraken die in 1961 het boek De dragers en de mensen publiceerde. In dit boek kondigt hij het einde van de massawoningbouw aan, en het is een theoretisch sleutelwerk over bewonersparticipatie. “De conclusie moet zijn dat een weder-instelling van de medezeggenschap en het initiatief van de bewoners in de meest letterlijke zin, verdedigd moet worden”, aldus Habraken. De ideeën van Habraken hebben grote invloed gehad op de architecten van Forum, het Nederlandse architectuurtijdschrift dat bekend stond als spreekbuis van de structuralisten.  Van de Forumgroep was Hertzberger het meest geïnteresseerd in de participatie en zelfontplooiing van bewoners. Van hem zijn dan ook de eerste werkelijk uitgevoerde ontwerpen waarin de gebruiker een centrale rol speelt, die internationaal bekend werden. Naast het gebouw van Centraal Beheer in Apeldoorn zijn dat de Diagoonwoningen in Delft.

Context

Eind jaren zestig was de woningnood als gevolg van de 2e wereldoorlog grotendeels gelenigd en ontstond er in toenemende mate kritiek op de standaardisatie en eenvormigheid in de massawoningbouw en wijken. Het rigide modernisme in de architectuur en stedenbouw werd gezien als desintegratie van de stad, en als een bedreiging die elke individualiteit verstikte. Hertzberger deed in een van zijn eerste woningontwerpen een geslaagde poging om dit op de principes van de CIAM (Congrès Internationaux d'Architecture Moderne) gebaseerde denkgoed te doorbreken door de Diagoonwoning te ontwikkelen. "De op de gemiddelde bewoner afgestemde woning kan nooit meer zijn dan een grootste gemene deler", zei Hertzberger. In plaats daarvan zou volgens hem gezocht moeten worden naar woningtypen en woonvormen waarin iedereen zoveel mogelijk zelf kan bepalen hoe hij wil leven.

Tegelijk met het oplossen van de woningnood nam vanaf 1965 door de groeiende economie de welvaart enorm toe. Met het programma Experimentele Woningbouw nam de overheid een leidende rol in het initiëren van een aantal belangrijke vernieuwingen op het gebied van volkshuisvesting en woningbouw. Dit programma diende niet alleen als aanjager voor de vernieuwing van woontypologieën en het zoeken naar nieuwe woonvormen die meer zouden aansluiten op de wensen de woonconsument, maar ook als katalysator voor de vernieuwing van de woonomgeving. Het programma agendeerde ook nieuwe thema’s als stadsvernieuwing en seniorenhuisvesting. Volkshuisvesting werd ingezet als hefboom voor ruimtelijke opgaven door de zoeken naar mogelijkheden voor compact en betaalbaar bouwen voor de sociaaleconomisch lagere klassen, en de inrichting en gebruik van collectieve ruimte.

Stedenbouwkundige aspecten

De Diagoonwoningen zijn een doorontwikkeling van het ontwerp voor een woonwijk in Gelderland. In dit ontwerp is niet alleen de woning, maar ook de straat opgevat als een 'karkas' dat door de bewoners individueel en collectief afgemaakt en ingericht zou kunnen worden. Het project in Delft bestaat slechts uit acht woningen. Dit ensemble representeert een stedenbouwkundig element. In verschillende configuraties gerepeteerd levert dit een gevarieerde stedenbouwkundige ordening op die niet anoniem en uniform is. Door in het rijtje de twee blokjes van woningen ten opzichte van elkaar te spiegelen wordt het traditionele onderscheid tussen een representatieve voorzijde aan de straat en een private achterkant met tuin enigszins gerelativeerd. De relatie tussen privaat territorium en openbare ruimte kan zo op verschillende manieren door de bewoners bepaald worden. Dit mede door de mogelijkheid om in de woning te kunnen kiezen aan welke kant van het huis men zou willen wonen, eten en slapen. Oorspronkelijk was er een verbinding tussen beide blokjes via een doorgang in de ‘oksel’, zodat het niet nodig was om het complex heen te moeten lopen om elkaar spontaan te kunnen treffen (zie bij foto's afbeelding 8)

De private buitenruimte direct grenzend aan de zijde met entree en carport werd belegd met gewone stoeptegels alsof het de openbare straat betrof. Er waren geen erfscheidingen aangebracht. Zo zou ook de straat als halfproduct door de bewoners toegeëigend kunnen worden, en de ‘toevallige’ ontmoeting en interactie stimuleren. Aan de tuinzijde waren slechts minimale erfscheidingen aangebracht en op de dakterrassen vormde stangen van gasbuis visuele scheidingen tussen de woningen. In de praktijk bleken de bewoners toch wat minder gesteld te zijn op de voortdurende confrontatie met elkaar. Wegens de overlast die de passerelle veroorzaakte werd al een jaar na oplevering besloten de twee delen van deze doorgang af te sluiten en aan de twee aangrenzende woningen toe te wijzen. Aan de entreezijde verschenen eveneens al snel erfscheidingen in de vorm van heggen en bakken. De tuinen werden van elkaar afgescheiden met schuttingen en beplanting, en op de dakterrassen verschenen manshoge muren.

Opzet en structuur

De Diagoonwoningen zijn een concrete uitwerking van het principe van scheiding van drager en inbouw, zoals geformuleerd in het boek De dragers en de mensen. De muren zijn opgebouwd uit betonnen B2-blokken in schoon metselwerk, en balken en vloeren van gewapend beton. Programmatisch kenmerkend voor deze structuralistische opzet is de flexibiliteit in gebruik en de uitbreidbaarheid.

De woningen bestaan uit een tweetal vaste kernen: trappen en natte ruimten. Daaromheen bevinden zich een aantal vloeren, steeds een halve verdieping verspringend, de leefplekken. Deze plekken kunnen in principe elke gewenste functie krijgen: wonen, slapen, studeren, eten. Op elke verdieping kan desgewenst een deel afgescheiden worden als vertrek. Het overblijvende deel ligt als een 'binnenbalkon' aan de vide en vormt daarmee samen 'de woonhal', zoals Hertzberger die noemt. Op deze wijze krijgen de bewoners de gelegenheid zelf na te denken over hun woonactiviteiten en hun woongedrag, en daar woonoplossingen voor te bedenken. Oplossingen die in conventionele woningen al op een gestandaardiseerde wijze zijn ingevuld.

Zoals kenmerkend voor het structuralisme, bestaan de woningen uit een vaste structuur die kan worden aangepast en uitgebreid, terwijl deze structuur altijd herkenbaar blijft als drager. De woningen zijn dus niet ontworpen als een voltooid eindbeeld. Oorspronkelijk was in het ontwerp de mogelijkheid opgenomen om met verschillende inbouwpakketten het 'karkas' in te vullen ten behoeve van verschillende woonactiviteiten.

Ruimtelijkheid

In de Diagoonwoning zijn de buitenmuren dragend. Zij vormen daarmee omsloten ruimte. Door de constellatie van verspringende vloeren aan de centrale vide die de volledige hoogte van het huis inneemt, ontstaat continuïteit in de ruimtebeleving. Dit onder de voorwaarde dat er geen afgesloten kamers gemaakt worden. Zonder gebruik van separaties is er dus wel sprake van omsloten ruimte, maar niet van besloten ruimte zoals bij een echte kamer. Door de diagonale zichtlijnen van vloer naar vloer worden de verblijfsplekken met elkaar verbonden en staan de bewoners in contact met elkaar. In al deze woningen ontbreekt de gang als instrument om te scheiden en te verbinden. De ruimten gaan in elkaar over. Deze compositie van in elkaar overvloeiende ruimten ontstaat mede door de verschuiving van de ruimte-assen aan weerszijde van de vide. Dit nodigt uit om te bewegen en lopend door het huis deze constellatie van plekken te ervaren door de wisselende zichtpunten en doorzichten.

Monogoonwoningen

In de verkoopbrochure van de Diagoonwoningen werd al aangekondigd dat indien er voldoende belangstelling zou bestaan er nog vier kleinere woningen aan het complex zouden worden toegevoegd. Het plan is echter nooit gerealiseerd vanwege de inmiddels wederom gestegen bouwkosten. Op de daarvoor gereserveerde plek kwam een rijtje woningen van Ries van den Berg, net afgestudeerd architect, die hier zijn ontwerpmethode gebaseerd op inspraak in praktijk kon brengen. Dit project is evenals de Diagoonwoningen in deze vorm een betrekkelijke uitzondering gebleven.

tekeningen: AHH, Amsterdam / foto: Manfred Kausen, Amsterdam